Gezinsuitbreiding
Het is oktober 2012. Al voordat ik naar India vertrok werden ze aangekondigd. Ze moesten allebei nog iets groter en sterker worden voordat ze naar ons toe konden komen. In India ontving ik een What’s Appje dat Koos en Dreumel gearriveerd waren. Als ik echt niet kan bedenken wie of wat Koos en Dreumel zijn, vraag ik toch maar heel voorzichtig wie dat zijn? Als ik het antwoord zie, kan ik mezelf wel voor mijn kop slaan. Natuurlijk, de katjes.
De twee allebei op hun eigen manier eigenwijze katertjes die het gemis van Grote Gijs, die vorig jaar voorjaar na een heerlijk leventje dood ging, moeten opvangen, invullen. En dat doen ze met verve.
De meiden hadden geen, maar dan ook echt he-le-maal geen aandacht voor mij op Skype. Als ik al lang in mijn Indiaas hotelbed lig, moe van een lange dag cursus en studeren, zou ik het op zich leuk vinden om nog even te kletsen met de meiden over hun dag. Maar, nee hoor, de laptop thuis is in een hoekje geparkeerd en zie ik op mijn scherm een huiskamer waarin niets gebeurt. Ik hoor wat geluiden, stemmen, van Jaap die eten kookt (meestal hadden we rond etenstijd in Nederland even contact) en van twee meisjes die druk in de weer zijn met hun nieuwe zwart-witte vriendjes. Dan zie ik opeens een zwart-witte vlek door het beeld denderen en stuiteren, gevolgd door een vlek die wel één van de meiden moet zijn.
Als Eva één van de katjes gevangen heeft, komt ze toch even bij de laptop staan en legt ze liefdevol uit wie Koos is en wie Dreumel en hoe je ze kunt herkennen. Ze zijn namelijk allebei zwart met wit gevlekt en lijken daarom nogal op elkaar. Gelukkig heeft Koos een zwart kinnetje. Ze heeft eigenlijk nauwelijks tijd om het uit te leggen, want Koos wil er van door en wurmt zich los. Maud staat namelijk te zwaaien met een stok met een touwtje waaraan een stoffen muis is geknoopt. En zeg nou zelf, twee jonge speelse katjes zijn toch veel interessanter dan een slaperige moeder tienduizend kilometer verderop op een vaag scherm op de laptop in een hoekje van de huiskamer.
Eenmaal terug uit India, laten Koos en Dreumel zich niet meteen door mij aaien. Ze lijken de kat uit de boom te kijken en ik zie het ze gewoon denken: Wie is die indringer hier in huis, het was net zo gezellig.
Het duurt lang voordat ze accepteerden of überhaupt doorhadden dat ik ook gewoon deel uit maak van dit huishouden en dat ik ze ook eten en drinken geef en af en toe een aai over hun bol. Oppakken en vasthouden is een brug te ver, maar aan mijn voeteneinde op het winterse dekentje dat mij warm houdt, vindt Dreumel het uiteindelijk best fijn. Koos vindt mij alleen lief als ik eten geef. Liefde van de man gaat immers door de maag en Koos is wat dat betreft de echte man. Jonger dan Dreumel is hij toch echt de grootste en de sterkste en de avontuurlijkste.
Waar Koos nachtelijke uitstapjes graag met een dag verlengt, komt Dreumeltje gezellig op schoot liggen kroelen en knorren en als hij de kans krijgt likt hij waar hij maar kan. Vingers, handen, armen, voeten, benen, nek en haren. Niets is hem te gek. Ook mijn hals niet.
Welkom Dreum en Koosie.