Kinderen in Bangalore

Al bijna vijf weken in Bangalore verbaas ik me dagelijks over dingen die hier gebeuren en die anders zijn dan ik gewend ben. Als ik mijn westerse bril op hou tenminste. Want dat het hier anders is dan thuis, dat staat buiten kijf. Het wordt wel steeds minder en de verschillen worden ook steeds kleiner. De kleine dingen worden nu ook steeds beter zichtbaar, omdat ik inmiddels aan de grote dingen (koeien op de weg en zo) wel  gewend ben. Ondertussen heb ik mijn westerse bril afgezet en probeer ik te snappen waarom het hier gaat zoals het gaat. En dat gaat. Een beetje.

Eén van de dingen die ik wat later ben gaan zien is de manier waarop volwassenen  omgaan met hun kinderen. Dat besef kwam pas toen we drie weken geleden in het Bannerghata National Park waren en daar wachtten op de safaribus. Er wam een flinke groep mensen aan, een familie denk ik, met onder andere twee kinderen in een buggy. Ik bedacht me dat dat de eerste keer was dat ik kinderen in een buggy zag zitten. Buggy’s had ik namelijk nog helemaal niet gezien. Die zijn ook helemaal niet handig als je de foto’s en het filmpje van de stoep hier hebt gezien. Sindsdien heb ik nog slechts één keer weer een buggy gezien, in het ontzettend luxe (naar Indiase begrippen) Orion Mall. Daar zaten geen gaten in het wegdek.

Die buggy’s triggerden mij in de gaten te houden hoe de mensen dat hier eigenlijk doen, op stap met hun kleine kroost.

Als kinderen nog niet kunnen lopen worden vastgehouden, getild als ze op straat zijn. Door moeders, door vaders, door broers of zussen. Zodra ze kunnen lopen, lopen ze zelf.

Als mensen onderweg zijn met hun dreumesen, overdag of ’s avonds, en de kinderen slapen, dan doen ze dat over de schouder van degene die ze vasthoudt, al of niet toegedekt met de sjaal  van de sari, als een vrouw het kind vast heeft. Gisteravond kwam een vader zo met een slapend kind over zijn schouder het restaurant binnen.

Hele kleine baby’s worden ook wel liggend vastgehouden, zoals wij ook baby’s vasthouden als je ze uit de wieg of box pakt of als je ze de fles geeft, op één arm. Ik heb een vader in de Auchan (supermarkt) gezien die met een baby van een maand of drie maximaal, op zijn arm boodschappen deed, met één hand de kiwi’s in een zakje deed en  vervolgens de andere zakjes met groenten en fruit liet afwegen (want daar heeft de Auchan personeel voor) en in zijn kar deed.  Zo houden ze hun baby’s ook vast als ze op straat lopen.

Kinderen kunnen soms ook erg confronterend zijn om, zo bleek tijdens een middagje winkelen in het drukke winkelgebied van Bangalore, rondom Commercial Street. Het is juist de plek waar de Bangaloreans hun boodschappen doen, waardoor alle lagen van de bevolking daar vertegenwoordigd zijn. Rijk, arm, moslim, hindoe, christen, allemaal Indiase mensen en af en toe een handjevol blanken, zoals wij. Bij de laatste groep hebben de armen, de meeste kans (vermoed ik) op  het toegestopt krijgen van wat roepies en dus worden we een poosje achtervolgd door een jongen van, ik schat hem een jaar of twaalf, met een kind van nog geen twee jaar in zijn blote billen, op zijn arm. Hij heeft zeker  300 meter achter ons aan gelopen. Juist doordat hij zo aanhield voelde het gênant. Net als het meisje dat gisteren achter mij aan liep toen ik terugkwam van de supermarkt hier om de hoek. Ze bleef meelopen en pakte me bij haar arm vast. Ze sprak alleen Kannada (de lokale taal hier) en ik begreep niet wat ze wilde. Ze bedelde niet, denk ik, maar ongemakkelijk voelde het wel.

Op hetzelfde stuk tussen de supermarkt en het hotel, zag ik ook een keer twee jongens van een jaar of 8 lopen. Ze waren keurig gekleed, netjes in pak met stropdasje, schooluniformen vermoed ik. Ze hadden allebei een flinke rugzak om. Het ene jongetje heeft de arm om de net van zijn schoolvriendje geslagen. Zo lopen ze gearmd naar huis. Vriendjes voor het leven. Dat straalden ze uit.

Ook op de avond van het Dusshera-feest was het een stuk gezelliger. In het buurtje naast het hotel is een groep mannen bezig een enorme versierde zon op een wagen voort te duwen, richting de grote weg. Ik denk dat ze mee willen lopen bij een processie. Het gaat moeilijk, de grote zon is te hoog om onder de elektriciteitsdraden door te rijden en te breed om niet tegen de uitstekende balkons van de huizen aan te rijden. De hele straat helpt mee om het gevaarte op weg te krijgen en ondertussen dartelen de kinderen door de straat. Wij staan met een aantal het schouwspel te bekijken en de kinderen bekijken op hun beurt, ons. Nieuwsgierig en opgetogen rennen ze door de straat. Wim en ik kregen een rode stip op ons voorhoofd van het vrolijke meisje. De jongens beleven lachen en giechelen. Om de beurt kwamen ze ons een handje geven. Als we weg gaan vraagt het meisje in keurig school Engels: “Where are you going?”. Het voelt heel decadent als ik zeg dat ik terug naar het hotel ga. Het voelt opeens zo enorm rijk. Vijf weken wonen en werken in een hotel.

Dat ongemakkelijke gevoel is er ook tijdens het wachten op een riksja bij een van de drukste plekken in ‘the city’, het is al donker We worden ‘lastig gevallen’ door moeders met hun baby’s op de arm. Ze bedelen om geld voor eten en knikken in de richting van hun kind. Dit gaat weer door merg en been. Moeders die bedelen voor eten voor kun kinderen. Kippenvel, ik kan er niet naar kijken en dat doe ik dan ook niet. Nu is het nog aan het begin van de avond, een uurtje of zeven. Als we later in de week uit eten zijn geweest met de groep en op de taxi naar het hotel staan te wachten, worden we ook aangeklampt door moeders met baby’s en kinderen die rond elf uur ’s avonds allang in bed horen te liggen en zich al helemaal geen zorgen moeten hoeven te maken over eten en drinken.

Als we hardlopen door de enigszins rustige wijken worden we uitgebreid bekeken en toegelachen door kinderen. We steken onze handen uit voor handje klap tijdens het passeren of we zwaaien lachend terug. Eén van de keren liepen een stel kinderen een eindje mee, op blote voeten.

In dezelfde wijk lopen we tijdens een ander hardlooprondje langs een trapveldje met doeltjes en  een hek erom heen. Een groepje van ongeveer zeven kinderen speelde met een bal. Het was moeilijk te zien of ze nu aan het handballen of voetballen waren. Op het bord aan het hek stond dat het veld alleen bedoeld is om te handballen of badmintonnen. Aangezien het veld dus al bezet was door kinderen die aan het ballen waren, stonden twee andere kinderen (ongeveer tien jaar of zo) gemakshalve op de weg te badmintonnen.

Tijdens het studeren neem ik even pauze en ga op het balkon in de heerlijke warme zon staan. Ik heb uitzicht op de puinhopen op de binnenplaats, op de prachtige hoge palmbomen op het erf. Ik kan vanaf de derde verdieping redelijk ver kijken en ik heb dan ook zicht op het kleine buurtje naast het hotel waar we ook de start van de processie hebben gezien. Er zitten een paar vrouwen tegen een gevel aan, in de schaduw als er plotseling twee kinderen aangerend komen. Ze hebben allebei een stok in hun handen en rennen achter een brommerband aan. Het gaat net goed, want ze moeten daar een haakse bocht maken. Dit soort beelden ken ik alleen van tv, je weet uit ervaring dat kinderen ‘niets’ nodig hebben om mee te spelen en dan dit. Die kinderen hebben de grootste lol van de wereld, voor zover ik dat vanaf mijn balkon kon zien. Ze moeten het ook wel doen met ‘niets’ want de prijs voor lego, barbies en ander ‘westers’ speelgoed is hier in de speelgoedwinkels net zo hoog als bij ons en dus onbereikbaar voor deze kinderen.

Even later zie ik moeder en dochter op dezelfde plek samen badmintonnen. Moeder in prachtige rode sari en dochter draagt ook traditionele kleding. Even later komen er nog drie jongens bij. Zij leunen nonchalant tegen het muurtje en kijken toe.

Tijdens de lunchpauze ben ik regelmatig op het dak van het hotel (op de vijfde verdieping) te vinden. Even weg van de studiedruk en even van het uitzicht en de zon genieten, kijken wat er beneden op straat gebeurt, me vergapen aan de wirwar van elektriciteitsdraden, enorme billboards met reclames. Er gebeurt niet alleen van alles beneden, ook op de daken is allerlei activiteit. Ik zie twee wasmachines onder een afdak staan, waar twee mannen/jongens met was bezig zijn, ze wringen het uit. Op de daken zie je ook dakterrasachtige inrichtingen, compleet met zitjes en bloempotten met planten erin. Er staan enorme watertanks  en dus ook wel kleine huisjes waar (zo blijkt uit het blog van collega Laurens) het personeel verblijft. Regelmatig zien we jongens in hun onderbroek slepen met een emmer water, een kopje en een handdoek.

 

Terug naar de kinderen: laatst zag ik al dat er een vlieger was vast komen te zitten aan de stellage van de overkapping op ons dakterras. Zo wist ik dus dat er gevliegerd wordt.  Nu zag ik dat een aantal daken verderop. Een stuk of vier jongens waren bezig met twee vliegers. Zelf renden ze over hun dak heen en weer om de vliegers in toom en in de lucht te houden. Ik kon ze niet horen, maar hun lichaamstaal sprak boekdelen, ze hadden veel lol met elkaar en de vliegers.

Even snel googlen op ‘vliegers in India’ leverde genoeg hits op om te zien dat vliegeren erg populair is in India, ook vanuit hindoe-perspectief.

De vliegers brengen mij weer terug naar vandaag. Ik zat vandaag bijna de hele dag op het dak(terras) van het hotel, te leren voor het examen van morgen. Waar ’s morgens de op aas jagende roofvogels nog hun rondjes cirkelden, waren het ’s middags de vliegers die vanaf de daken in de stad opgelaten werden. Uiteraard door kinderen. Dat kan niet anders.

Het gaat in dit blog van hot naar haar, van vrolijk, lief, vertederend, naar schrijnend, beschamend, confronterend.  En ontroerend.